Onbegrip begrepen
40 Taalfilosofische gesprekken over communicatie

Woorden zijn niet gastvrij

Waarin betekenissen te gast zijn bij woorden, maar tegen een prijs, want de gastheer is Procrustes, die ze gewelddadig passend maakt.

  • De betekenis die je bedoelt past vaak niet in het vakje van het woord dat je kiest. En gesteld dat dat toch lukt, dan moet je maar afwachten of de door jou bedoelde betekenis overkomt. Kan ik het vorige gesprek zo samenvatten?
  • Ja, daarom zeggen filosofen ook vaak, en soms bijna terloops, dat taal niet goed is in benoemen. Bijvoorbeeld Nietzsche, als hij spreekt over het benoemen van dingen als het versimpelen van dingen. Bijvoorbeeld Derrida, die zegt dat taal door zijn aard onvermijdelijk iedere betekenis ondermijnt die je ermee probeert uit te drukken.
  • Nou, zo’n uitspraak van Derrida is wel heel sterk. En geloof je echt dat benoemen ook altijd leidt tot het versimpelen van dingen? Geef mij dan eens een simpel voorbeeld.
  • Misschien helpt dit. Neem het woord auto. Als ik het woord auto gebruik, en ik ben een autoliefhebber, dan gaat mijn liefde voor auto’s waarschijnlijk niet met dat woord mee naar jou, als jij een auto alleen maar ziet als een noodzakelijk vervoermiddel.
  • Nee, dat lijkt me logisch.
  • Maar toch hebben wij geen ander woord dan auto, en in dit geval heeft dat woord voor ons een andere waarde. Woorden kun je zien als munten, die nominaal wel dezelfde waarde hebben, maar per persoon in waarde kunnen verschillen. Zoals het woord munt, dat een andere waarde heeft voor een kind dat muntjes spaart dan voor een persoon die liever alleen digitaal betaalt.
  • Ja, en? Dat is toch ook logisch dan?
  • Inderdaad, maar we zijn er zo aan gewend, dat het nauwelijks meer opvalt. Ik heb nog meer voorbeelden. Waaraan denk je bij het woord brug?
  • Dan denk ik aan een verbinding tussen rivieroevers.
  • Ja, maar wat moet ik doen als ik met dit woord ook een ander aspect van verbinding wil benadrukken? Bijvoorbeeld dat een brug ook over iets heen gaat, een rivier, een ravijn of een afgrond, en dat ik brugvrees heb. Kan ik die betekenis dan in een ander woord uitdrukken?
  • Nee, dan moet je maar hopen dat de ander – als die jou kent – ook deze betekenis van ‘over een afgrond’ meekrijgt. Je hebt nog andere voorbeelden?
  • Ja, ik las ergens: ‘Milieuvervuiling is diefstal.’
  • Hoho, dat lijkt me niet juist gezegd. Je pleegt diefstal als je iets afpakt van een ander, iets wat van die ander is, en niet van jou.
  • Ja, maar wat moet je dan doen als je ook wilt laten meeklinken dat het niet alleen gaat om andermans bezit, maar ook om waar de ander recht op heeft, bijvoorbeeld schone lucht.
  • Dat is toch heel ver gezocht!
  • Dat vind jij dan. Maar als iemand er echt zo over denkt, dan moet die dat toch in woorden kunnen uitdrukken. En dan is er geen ander woord dan diefstal.
  • Dus dat is dan een beperking van taal, dat je nu eenmaal een woord moet kiezen om iets te benoemen, maar dat je door de meest voor de hand liggende betekenis van dat woord de dingen versimpelt.
  • Ja, en zo zijn er legio voorbeelden. Neem het woord lot, in de betekenis van: ‘gebeurtenissen die je overkomen, zonder dat je er invloed op hebt’. Wat moet ik nu doen als ik met dat woord lot ook het betekenisaspect wil benoemen dat iets niet alleen toeval is, maar dat mij ook iets wordt toebedeeld, of zelfs dat het mijn ‘bestemming’ is, of misschien dat zo ‘het leven tot mij spreekt’? Tja, dan neem ik toch maar het woord lot, en verkoop ik al mijn betekenissen dus voor een te lage prijs aan dat woord.
  • Ik weet niet zeker of ik dit begrijp.
  • Ik kan het ook heel anders uitleggen. Een oude Chinese wijsheid luidt: ‘De naam is de gast van het echte ding.’ Maar als het om woorden en betekenissen gaat, kun je ook andersom redeneren, dat de betekenis die ik in mijn hoofd heb, in het taalgebruik te gast is bij het woord. Toch is het woord dan maar al te vaak een gastheer die niet gastvrij is. In de Griekse mythologie bestaat een veelzeggend verhaal over gastvrijheid. Het verhaal van Procrustes, een wrede herbergier die mensen uitnodigde om te overnachten. Zijn bedden hadden allemaal dezelfde lengte. Als de gast te kort was, rekte hij die uit (Procrustes betekent ‘uitrekker’). En als de gast te lang was, hakte hij wat van de benen af. De gasten overleefden dit natuurlijk niet, en zo kon Procrustes zich meester maken van de bezittingen van de gasten. Ja, en zo kan ik dus ook zeggen dat het woord dat ik gebruik zich meester maakt van mijn particuliere betekenisvelden.